De niet-nadrukkelijke vorm ze is prima bruikbaar in plaats van hun en hen als er geen nadruk op ligt. Een paar voorbeelden:

1a. Ik heb hen gisteren nog gezien.
1b. Ik heb ze gisteren nog gezien.

2a. Wat staat hun te wachten?
2b. Wat staat ze te wachten?

3a. Heb je nog iets van hen gehoord?
3b. Heb je nog iets van ze gehoord?

In bijvoorbeeld ‘Ik heb hen wel gezien gisteren, maar jullie niet’, kun je hen niet vervangen door ze. Nu krijgt hen namelijk wél nadruk.

Als een tekst formeel moet overkomen, past ze niet zo goed. Ze is namelijk wat informeler dan hen en hun. Een zin als ‘De koning en koningin komen op bezoek en de burgemeester zal hen begroeten’ is hen de beste keuze.

Ze is niet nieuw

Het gebruik van ze in plaats van hun en hen is overigens niet nieuw. Het komt al voor in de Nederlandsche Spraakleer van W.G. Brill uit 1871. Wel lijkt het erop dat ze toen vooral gebruikt werd om naar zaken en dingen te verwijzen. Het verwijzen naar personen is mogelijk in de twintigste eeuw opgekomen, althans: in de standaardtaal. Volgens het boek Geschiedenis van het Nederlands in de twintigste eeuw kwamen hun en hen van oudsher in de meeste dialecten helemaal niet voor, maar werd altijd ze gebruikt.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!