Meestal krijgen woorden die eindigen op rs een z in het meervoud. Bijvoorbeeld: laars - laarzen, baars - baarzen en beurs - beurzen. Dat kaarsen en laarzen anders worden uitgesproken en dus anders worden geschreven, heeft te maken met de etymologie (de ontstaansgeschiedenis) van deze woorden.

Meervoudsvormen van woorden op -s

Voor woorden op -s gelden meestal de volgende regels:

  • De s wordt in het meervoud een z na een lange klinker en een tweeklank: baas - bazenhaas - hazenmees - mezenpees - pezenFries - Friezenkies - kiezendoos - dozenroos - rozenneus - neuzenreus - reuzenhoes - hoezenkroes - kroezenbewijs - bewijzenprijs - prijzenhuis - huizensluis - sluizen.
  • De s wordt in het meervoud een z na de medeklinkers l, m, n en rhals - halzen, pels - pelzen, gems - gemzen, lens - lenzen, bons - bonzen, grens - grenzen, laars - laarzen, vaars - vaarzenvers - verzen.
  • De s blijft een s in het meervoud na een korte klinker: bas - bassenpas - passenmes - messenvis - vissenvos - vossenlus - lussen.
  • De s blijft in het meervoud een s na een stemloze medeklinker (t, k, f, s, p): frats - fratsen, plaats - plaatsen, spits - spitsen, reeks - reeksen, rolmops - rolmopsen.

Uitzonderingen

De Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS, 1997) vermeldt echter dat er vrij veel woorden zijn die volgens deze regel een meervoud met -z- zouden moeten krijgen, maar toch (ook) een meervoud met -s- hebben. De voornaamste zijn: balans - balansen, concours - concoursen, dans - dansen, diocees - diocesen, eis - eisen, forens - forensen of forenzen, impuls - impulsen, kaars - kaarsen, kans - kansen, kers - kersen, kikvors - kikvorsen, koers - koersen, kous - kousen, krans - kransen, lans - lansen, mars - marsen, mens - mensen, ons - onsen of onzen, paus - pausen, pers - persenplons - plonsen of plonzen, poes - poezen of poesen, pols - polsen, prins - prinsen, Pruis - Pruisen, saus - sausen of sauzen, schans - schansen, spons - sponzen of sponsen, stimulans - stimulansen, tendens - tendensen, trans - transen, wals - walsen, wens - wensen, zeis - zeisen.

De ANS geeft geen verklaring voor deze uitzonderingen. Wel is er een patroon in te herkennen, namelijk dat de meeste van deze woorden in een van de volgende twee categorieën vallen:

  • woorden die uiteindelijk teruggaan op een niet-Germaanse taal, zoals het Latijn of het Frans (bijvoorbeeld balans, dans, koers en ook kaars);
  • woorden die in ouder Nederlands met -sch op het eind werden geschreven (zoals eis, kikvors en mens).

Bij woorden uit de eerste categorie blijft de s in het meervoud waarschijnlijk behouden omdat het woord in de taal van herkomst met een s werd uitgesproken en die uitspraak werd overgenomen, en bij woorden uit de tweede categorie omdat er oorspronkelijk een g- of k-achtige klank na de s klonk (menschen, eischen), die in de loop der eeuwen overigens volkomen verdwenen is.

Sommige leenwoorden op een s krijgen overigens juist een meervoud op -zen, zoals lens en prijs. Helaas is daar niet veel meer over te zeggen dan ‘dat het nu eenmaal zo is’.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!