Sommige werkwoorden zijn verplicht wederkerend, zoals dat heet; ze moeten altijd een wederkerend voornaamwoord bij zich hebben. Zich vergissen is bijvoorbeeld verplicht wederkerend: een zin als ‘Jij vergist’ is niet mogelijk. Andere bekende voorbeelden zijn zich schamen en zich verslikken. Een lijst met verplicht wederkerende werkwoorden staat in de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS, 1997).

Andere werkwoorden kunnen zowel met als zonder wederkerend voornaamwoord voorkomen; deze werkwoorden worden (als ze mét zo’n woord gebruikt worden) toevallig wederkerend genoemd. Bij wassen bijvoorbeeld is het wederkerend voornaamwoord niet verplicht: ‘Ik was me’ en ‘Ik was mijn kleren’ zijn beide mogelijk. 

Bij toevallig wederkerende werkwoorden kan het voornaamwoord ook in de zelf-vorm gebruikt worden: ‘Ik was mezelf’. Bij verplicht wederkerende werkwoorden kan dat meestal niet: ‘Ik vergis mezelf’ is niet goed.

Gezegde

In een zin met een verplicht wederkerend werkwoord hoort het voornaamwoord bij het werkwoordelijk gezegde. In ‘De kinderen gedroegen zich voorbeeldig’ is gedroegen zich het werkwoordelijk gezegde.

Als het werkwoord toevallig wederkerend is, is het voornaamwoord het lijdend voorwerp. In ‘Mijn vader scheert zich met water en zeep’ is scheert het werkwoordelijk gezegde en zich het lijdend voorwerp.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!