Combinaties van binnen en een werkwoord worden aaneengeschreven: de hond binnenhouden, de kamer binnenkomen, de zaal binnenlopen, de garage binnenrijden, iets het land binnensmokkelen, de haven binnenvaren, enz. Ook combinaties met neer, over en om zijn aan elkaar: neerbuigen, neerhalen, neerschieten, overboeken, overbruggen, overdragen, oversteken, ombouwen, omgooien, omvallen.

Meestal geldt voor combinaties van een voorzetsel en een werkwoord dat ze los worden geschreven als er een richting wordt aangeduid: ‘de straat in rijden’. Bij combinaties met binnen, over, neer en om gaat deze vuistregel niet altijd op; deze voorzetsels vormen vaker een vaste verbinding met het werkwoord. Dat heeft mogelijk ook te maken met het feit dat we deze werkwoorden zónder zelfstandig naamwoord kunnen gebruiken: ‘Ik hoorde dat hij binnenkwam.’

Let op: combinaties met naar binnen worden wel als losse woorden geschreven: naar binnen komen, naar binnen lopen, etc.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!