Hoofdletter

God is met een hoofdletter als het naar het enige opperwezen van een godsdienst verwijst - meestal het christendom, maar ook het jodendom en de islam. Het is de naam van een heilig wezen of een heilige persoon. De hoofdletter drukt zowel het naamkarakter uit als eerbied voor de heiligheid.

  • Wij geloven in God.
  • Christenen zien Jezus als de zoon van God.
  • Veel Joden die de Klaagmuur bezoeken, bidden daar tot God.
  • Allah betekent ‘God’ in het Arabisch.

In samenstellingen waarin God direct naar dit opperwezen verwijst, blijft de hoofdletter staan: Godsgezant, Godsrijk (het koninkrijk van God), van Godswege.

Ook in uitdrukkingen waarin God als het ware wordt aangeroepen of waarin hij figureert, heeft de spelling God de voorkeur:

  • Daar had oma - God hebbe haar ziel - wel raad mee geweten.
  • Ik dank God op mijn blote knieën.
  • Zo waarlijk helpe mij God almachtig.
  • Bij de gratie Gods mocht ik ook meevergaderen.
  • Waar hij uithangt - God mag het weten!
  • Ik zou het bij God niet weten. (bij god niet weten als algemene uitdrukking in de betekenis ‘helemaal niet weten’ is ook heel gebruikelijk)
  • O, mijn God! (o, mijn god! als algemeen tussenwerpsel is ook heel gebruikelijk)
  • Grote God, wat een puinhoop hier! (grote god! als algemeen tussenwerpsel is ook heel gebruikelijk)

Zie het tabblad ‘Voorbeelden’ voor meer vaste uitdrukkingen met God.

Kleine letter

In veel samenstellingen en uitdrukkingen wordt niet meer rechtstreeks naar (de christelijke) God verwezen, maar naar een god of goden in het algemeen. Dan is een kleine letter juist:

  • godgeleerdheid (= theologie)
  • godsdienst (= religie)
  • godshuis (= kerk, tempel)
  • godslastering (= blasfemie)
  • godsvrede
  • godsvrucht, godsvruchtig
  • godvrezend

De kleine letter is ook juist in een god, godin en goden, kortom: als het niet over een specifieke unieke godheid gaat, als een religie meerdere goden kent, of als god overdrachtelijk gebruikt wordt:

  • In moeilijke omstandigheden bidden veel mensen tot hun god.
  • Diana is de Romeinse godin van de jacht.
  • Veel Romeinse goden zijn geënt op de Griekse goden.
  • Wat je nu doet, is echt de goden verzoeken!
  • Een goddeloos mens gelooft in geen enkel goddelijk wezen.

In diverse gevallen, vooral in spreektaal, wordt god puur versterkend gebruikt. Dat geldt ook voor vloeken. In dat geval is de kleine letter juist: godallemachtig, godsgruwelijk, godzijdank. Zie het tabblad ‘Voorbeelden’ voor meer gebruikelijke combinaties.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar

Bel 085 00 28 428 Bel 085 00 28 428

(gebruikelijke belkosten, geen extra kosten)

Of stel je vraag via social media of per mail

Samenstellingen en afleidingen met god- (of God-)

  • godallemachtig
  • godbetert
  • goddank
  • goddelijk
  • goddeloos
  • godendrank
  • godenwereld
  • godenzoon
  • in godesnaam
  • godgans(e), godganselijk
  • godgeklaagd
  • godgeleerdheid
  • godgeslagen
  • godsamme
  • Godsbode (gezant van God)
  • godsdienst
  • godsgenadig
  • godsgeschenk
  • Godsgezant (gezant van God)
  • godsgruwelijk
  • godshuis
  • Godsman (gezant van God)
  • godslastering
  • godsonmogelijk
  • Godsrijk (het koninkrijk van God)
  • godsvrede
  • godsvrucht, godsvruchtig
  • van Godswege
  • om godswil
  • godswonder
  • godverdomme
  • godvergeten
  • godverlaten
  • godvrezend
  • godzijdank

Uitdrukkingen met God (of god)

  • al­les doen wat God ver­bo­den heeft
  • bij de gratie Gods
  • bij God niet weten / bij god niet weten
  • daar is nie­mand vol­maakt dan God al­leen
  • één pot, één God; zij zijn pot en God
  • ga met God
  • grote God! / grote god! 
  • God hebbe haar ziel
  • God is dood
  • God mag het weten!
  • God noch goed mens; geen God of goed mens
  • God op je blote knieën danken
  • God zegen(e) de greep
  • God zijn ogen uit­ste­ken
  • het koninkrijk Gods
  • leven als God in Frankrijk
  • ieder voor zich en God voor ons allen
  • iets naar God hel­pen
  • je zegt niets, maar God hoort je brom­men
  • o, mijn God! / o, mijn god! 
  • op Gods genade
  • van God gegeven
  • van God los
  • van God noch zijn ge­bod we­ten
  • van God noch zu­re ap­pels we­ten
  • voor God en vaderland
  • waar God een kerk sticht, daar bouwt de dui­vel een ka­pel
  • zo waarlijk helpe mij God almachtig

​​​​​​​