Uitweiden is in deze zin een werkwoord dat als zelfstandig naamwoord fungeert (voor het werkwoord staat het lidwoord het; dit gebruik noemen we ook wel 'nominalisatie'). Ellenlang kan dan worden opgevat als een bijvoeglijk naamwoord bij het uitweiden. Het lidwoord het zorgt voor verbuiging: er komt een e achter het bijvoeglijk naamwoord. Dat is goed te zien als we ellenlang vervangen door irritant: 'het irritante uitweiden van de docent'. Vandaar ook 'het ellenlange uitweiden van de docent'.

Toch is ook de variant zonder buigings-e te verdedigen. Een bijvoeglijk naamwoord kan namelijk ook als – onverbogen – bijwoord gebruikt worden; het hoort dan niet bij een zelfstandig naamwoord, maar bij een werkwoord of een bijvoeglijk naamwoord. Dat bijwoorden niet verbogen worden, blijkt bijvoorbeeld uit de zin 'Ik hoorde dat de docent ellenlang uitweidde over ...', waarin ellenlang iets zegt over het werkwoord uitweiden. Ook ellenlang in 'het ellenlang uitweiden' kan de functie van bijwoord hebben en onverbogen blijven. Dat blijkt ook als we ellenlang vervangen door een ander bijwoord, bijvoorbeeld aldoor in 'het aldoor uitweiden'. Door deze variant te gebruiken benadrukt de schrijver/spreker het werkwoordelijke karakter van uitweiden; 'Ik had genoeg van het ellenlang uitweiden van de docent' betekent zoveel als 'Ik had er genoeg van dat de docent ellenlang aan het uitweiden was.'

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!