Niet kunnen instaan voor betekent hier ‘geen positieve verzekering kunnen geven voor, iets niet kunnen garanderen’, dus iets als ‘betwijfelen’. En datgene waarvoor men geen positieve verzekering kan geven (wat men niet kan garanderen, wat men betwijfelt), is de afwezigheid van fouten. Juist als hier aanwezigheid had gestaan, had de zin een niet-bedoelde betekenis gekregen. Want wie wil de lezer er nu op wijzen dat men niet met zekerheid durft te zeggen of er wel (genoeg) fouten gemaakt zijn?

Dubbele ontkenning

De verwarring over deze zin wordt veroorzaakt doordat hij twee ontkenningen bevat: afwezigheid (‘het niet aanwezig zijn’) en niet. Twee (of meer) van dit soort ontkenningen leveren nu eenmaal vaak interpretatieproblemen op. Nog een paar voorbeelden waarin niet kunnen instaan voor op zichzelf juist wordt gebruikt, al levert het soms een verwarrend resultaat op:

  • Ik wil het proberen, maar ik kan er niet voor instaan dat het lukt.
  • Ik wil het proberen, maar ik kan er niet voor instaan dat het niet mislukt.
  • Je mag hier zwemmen, maar ik kan er niet voor instaan dat het geheel ongevaarlijk is.
  • Wij kunnen er niet voor instaan dat meegebracht speelgoed niet zoekraakt.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!