Het Nederlands heeft maar zes letters die een klinker kunnen weergeven, terwijl er wel zo’n vijftien klinkerklanken zijn. Door de eeuwen heen zijn er verschillende ideeën bedacht om al die klanken op schrift van elkaar te kunnen onderscheiden.

Klinkers verlengen

Om aan te geven dat een woord met een lange klank werd uitgesproken, werd in de Middeleeuwen meestal een i of e achter de eerste klinker gezet: jair of jaer. In de zeventiende en achttiende eeuw werd het steeds gebruikelijker om twee keer hetzelfde teken te schrijven: jaar. Ook in open lettergrepen - zoals in rooken - werd de klinker soms verdubbeld, maar taalkundigen verschilden destijds van mening over de vraag wanneer lange klinkers met één of met twee tekens geschreven moesten worden.

Sommigen lieten de schrijfwijze afhangen van analogie. Als in het enkelvoud of in de werkwoordstam een korte klinker voorkwam, schreven zij het meervoud of het hele werkwoord bijvoorbeeld met één teken (slot - sloten), anders met twee (school - schoolen).

Anderen gingen liever uit van de herkomst van woorden. Als het woord was voortgekomen uit een Germaans woord met een lange klinker (vaak een au, die in het Nederlands later een lange o-klank werd), vonden zij bijvoorbeeld dat de klinker in het huidige woord ook verlengd moest worden. Zo werd het boomen vanwege het oudere baumen.

Degenen die regels opstelden, probeerden over het algemeen ook nog aan te sluiten bij het in hun tijd bestaande gebruik. Door de verschillende inzichten en voorstellen bestonden er allerlei verschillende schrijfwijzen naast elkaar.

Verboden te rooken

Verboden is afgeleid van verbod, dat een korte klinker heeft. Verbod zelf is weer afgeleid van verbieden. Noch in verbod, noch in verbieden zat in een oudere taalfase een au-klank of andere lange klinker. Dus volgens alle hierboven beschreven taalkundige ideeën kreeg verboden een enkele o.

Rooken is afgeleid van rook, dat twee klinkers heeft. Volgens sommige taalkundigen was dat voldoende reden om rooken te schrijven. Andere benaderden het anders. Hoewel rook van ruiken is afgeleid, corresponderen rook en roken wel met het Duitse Rauch en rauchen. Vermoedelijk dachten sommige taalkundigen daarom dat er een au-klank in de herkomst van rooken zat, wat voor hen een reden kon zijn om rooken met oo te schrijven.

Pas in 1864 werd de eerste uniforme spelling voor Nederland én België gepresenteerd. Deze spelling was bedacht door de taalkundigen De Vries en Te Winkel en bevatte een ingewikkeld systeem voor het al dan niet verdubbelen van de e en de o in lange lettergrepen. (Bij de a en de u ging het anders: die werden nooit verdubbeld in open lettergrepen.) Bij dat systeem draaide alles om de herkomst van de woorden. Uiteindelijk leidde het ingewikkelde systeem tot onder meer rooken, roomen en heeren met dubbel o en e, maar verboden, rozen, verstoken en leven met enkel o en e.

1934/1947: rooken wordt roken

De regels voor het verdubbelen van de o en de e waren al met al zo ingewikkeld dat ze in de loop van de twintigste eeuw zijn afgeschaft. Voor het onderwijs gebeurde dat in 1934 met de invoering van de spelling-Marchant. In 1946 volgde België, en de rest van Nederland volgde in 1947. Sinds 1947 staat de dubbele o of e in principe alleen nog in gesloten lettergrepen: boom, roos, deel, Aramees, heer, hees, enz. In open lettergrepen wordt de dubbele klinker een enkele: bomen, rozen, delen, Aramese, heren, hese, enz.

Er is één uitzondering op dit principe: aan het eind van een woord wordt een lange e wél met twee e’s geschreven, om verwarring met de toonloze e te voorkomen. Vandaar: zee (naast ze), twee, wee, enz. En die dubbele e blijft ook staan in afleidingen van deze woorden: overzeese, tweede en weeïg.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!