Wuiven heeft van oudsher een zwakke vervoeging: wuifde - gewuifd. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) vermeldt bij wuiven dat dit werkwoord “in latere taal” ook sterk vervoegd werd, wellicht doordat schuiven - schoof - geschoven en buigen - boog - gebogen eveneens een sterke vervoeging hadden.

Van Dale neemt woof - gewoven op sinds de zevende druk (1950) mét de toevoeging “schertsend”. Woof - gewoven wordt dus vooral voor de grap gebruikt. Het klinkt wat informeel.

Sterke vervoegingen hebben wel vaker een, al dan niet bedoeld, grappig effect, zoals in ‘Ik heb een horloge van m’n opa georven’, ‘Heb je nou al die koekjes opgevroten?’ en ‘Ik heb mijn appel gerolen voor een Mars.’ Geërfd, opgevreten en geruild zijn de gewone vormen.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar

Bel 085 00 28 428 Bel 085 00 28 428

(gebruikelijke belkosten, geen extra kosten)

Of stel je vraag via social media of per mail