Voor sommige mensen is er een klein verschil tussen aanmeren en afmeren. Aan- benadrukt in aanmeren dat het schip de wal nadert om ergens aan vast te worden gemaakt en dat de bemanning en passagiers vervolgens aan wal kunnen gaan. In afmeren voegt af- iets toe als ‘ten einde toe’, net als in afwerken. De nadruk ligt dan iets meer op alles wat de bemanning moet doen om ervoor te zorgen dat het schip netjes aan de kade ligt. Het gaat hierbij om nuanceverschillen - aanmeren en afmeren zijn zo goed als synoniem.

Aanmeren: contaminatie?

Je leest weleens dat aanmeren een contaminatie (verhaspeling) zou zijn van aanleggen en afmeren. Daarvoor is geen bewijs te vinden. Beide werkwoorden komen al eeuwenlang voor. Ze zijn allebei afgeleid van het werkwoord meren, dat ook al nagenoeg hetzelfde betekent als aanmeren en afmeren.

Kortom: meren, aanmeren en afmeren komen alle drie voor en betekenen zo goed als hetzelfde.

Ontmeren: een schip losmaken

Als je het schip losmaakt van de kade of steiger om weer te gaan varen, kun je spreken van ontmeren. Ont- geeft aan dat het vastmaken van het schip ongedaan wordt gemaakt: het gaat weer varen.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag