Bijvoeglijke naamwoorden geven een eigenschap of toestand aan van een zelfstandig naamwoord of (soms) een persoonlijk voornaamwoord. Bijvoeglijke naamwoorden staan vaak direct voor het zelfstandig naamwoord waar ze bij horen, maar dat hoeft niet. Enkele voorbeelden (het bijvoeglijk naamwoord is gecursiveerd):

  • de blonde jongen
  • de dronken vrouw
  • de ovale tafel
  • Fries suikerbrood
  • het gouden kettinkje
  • de jaarlijkse ledenvergadering
  • Sommige hobby’s zijn levensgevaarlijk.
  • Hij is wakker.

Ook een tegenwoordig of voltooid deelwoord kan als bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden: een opvliegend karakter, een onderworpen volk, de vergrote foto.

Gebruik van bijvoeglijke naamwoorden

Bijvoeglijke naamwoorden kunnen op vier manieren gebruikt worden: attributief, zelfstandig, predicatief en bijwoordelijk.

Attributief

Een attributief gebruikt bijvoeglijk naamwoord staat direct vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort: de blonde jongen, de dronken vrouw. Het bijvoeglijk naamwoord is dan een bijvoeglijke bepaling.

Zelfstandig

Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden komen voor in zinnen als:

  • Wil jij een rode of een witte?
  • Zij is de slimste van de klas.
  • Wij zijn de besten van Europa!

Predicatief

Een predicatief gebruikt bijvoeglijk naamwoord staat onder meer in zinnen met een koppelwerkwoord. Het is dan het naamwoordelijk deel van het gezegde: ‘De auto is rood’, ‘De tafel is ovaal’, ‘Hij werd wakker.’ 

Ook als een bijvoeglijk naamwoord gebruikt wordt als bepaling van gesteldheid, is het predicatief gebruikt: ‘Stomdronken kwam zij thuis’, ‘Vind je deze muziek mooi?’

Bijwoordelijk

Als het bijvoeglijk naamwoord bijwoordelijk gebruikt is, is het een bijwoordelijke bepaling. Vaak wordt het bijvoeglijk naamwoord dan ook een bijwoord genoemd.

  • De auto rijdt snel.
  • Het tijdschrift verschijnt wekelijks.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.
https://onzetaal.nl/taalloket/vraag-stellen