In zinnen als ‘Hij loopt geen groot risico’ en ‘Het risico is groter als je rookt’ is groot het gebruikelijkst. Hoog is hier echter zeker niet fout. Tegenover een groot risico staat een klein risico. Tegenover een hoog risico staat een laag risico. Naast een groot risico komt veel risico voor: ‘Zij lopen veel risico.’

Opvallend genoeg is naast een groter risico de combinatie een verhoogd risico in gebruik, en juist niet vergroot. Bovendien is het gebruikelijker te spreken van bijvoorbeeld hoogrisicolanden en laagrisicolanden (landen waar de kans om besmet te raken met corona groot respectievelijk klein is). Dat laat goed zien dat groot en hoog dicht bij elkaar liggen en soms door elkaar gebruikt kunnen worden.

Groot of hoog?

Vaak past hoog goed bij zaken die te meten en exact in een getal uit te drukken zijn, zoals een hoge temperatuur en een hoge resolutie. Groot past iets beter bij termen die niet (alleen) van cijfers afhangen, zoals risico en kans. Het gaat dan om de omvang van iets of om abstractere, niet-meetbare zaken.

Maar dit is geen altijd geldende, vaste ‘regel’ voor de keuze tussen groot en hoog. De vergrotende trappen groter en hoger worden bijvoorbeeld nog veel vaker door elkaar gebruikt dan groot en hoog zelf. Het is dus verstandig op je eigen taalgevoel af te gaan of eens te peilen wat anderen zouden zeggen.

Op het tabblad ‘Voorbeelden’ staan woorden die meestal met groot worden gecombineerd, of juist met hoog, of die in de praktijk met zowel groot als hoog voorkomen. Soms is er een subtiel betekenisverschil, maar dat is vaak ook wat subjectief.

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag

Op het tabblad ‘Voorbeelden’ staan woorden die meestal met groot worden gecombineerd, of juist met hoog, of die in de praktijk met zowel groot als hoog voorkomen. Soms is er een subtiel betekenisverschil, maar dat is vaak ook wat subjectief.

Groot

  • animo: De animo is groot.
  • bekendheid: Zij geniet een grotere bekendheid in het buitenland dan in eigen land.
  • gevaar: Er dreigt een nog groter gevaar.
  • hoeveelheid: Er worden grote hoeveelheden water aan kippenvlees toegevoegd.
  • kans: De kans is groot dat je wint.
  • kennis: Ze heeft een grote kennis van flora en fauna. (of: veel kennis)
  • moeite: Het kostte me de grootste moeite.
  • risico: Rokers hebben een groot risico op allerlei ziekten.
  • som: Ze zou een grote som geld krijgen.
  • verschil: Er zijn grote verschillen tussen de wijken.

Hoog

  • contributie: De vereniging heeft geen hoge contributie.
  • rekening: De rekening was hoog.
  • salaris: Hoe hoog is jouw salaris?
  • temperatuur: Wok de groente op hoge temperatuur.

Groot/hoog

  • bedrag: Er is een groot bedrag gereserveerd voor dat project. (een som geld, ‘veel’)
    bedrag: Dat was het hoogste bedrag dat we ooit betaald hadden. (exact getal)
  • budget: Hij had een groot budget tot zijn beschikking. (‘veel’)
    budget: Hoe hoog is het budget precies? (exact bedrag)
  • goed: Gezondheid is een groot goed, maar liefde is het grootste goed.
    goed: Gezondheid is een groot goed, maar liefde is het hoogste goed.
  • prestatie: Ik verwacht geen grote prestaties van hen. (algemeen)
    prestatie: De nieuwste smartphones leveren nog hogere prestaties. (meetbaarder: snelheid, opslagcapaciteit, scherpte van foto’s, enz.)
  • prijs: Ze betaalden een hoge prijs. (‘prijs’ = ‘te betalen bedrag’)
    prijs: Zij won een grote prijs. (‘prijs’ = ‘beloning die men kan winnen’)
  • snelheid: Ze reed met grote snelheid de stad uit.
    snelheid: Ze reed met hoge snelheid de stad uit.
  • urgentie: De mail heeft een hoge urgentie.
    urgentie: De klimaatdoelen zijn er en de urgentie is groot.