Wat is een hulpwerkwoord?
Een hulpwerkwoord voegt in combinatie met het hoofdwerkwoord een betekenis toe aan de zin. Het geeft bijvoorbeeld de tijd aan, zoals hebben in de zin ‘Wat hebben jullie allemaal gedaan?’
Hulpwerkwoorden zijn werkwoorden die bijvoorbeeld iets zeggen over de tijd waarin de zin staat, maar ze kunnen ook de mening van de spreker weergeven (dat laatste wordt ‘modaliteit’ genoemd). In een zin kunnen meerdere hulpwerkwoorden staan; één daarvan is de persoonsvorm van de zin. Het hulpwerkwoord ‘helpt’ het hoofdwerkwoord. Dat kan zowel een zelfstandig als een koppelwerkwoord zijn.
- Ik heb vorige week mijn verjaardag gevierd. (heb is het hulpwerkwoord, gevierd is het hoofdwerkwoord)
- Hij zou zich uit zo'n situatie wel hebben weten te redden. (zou, hebben en weten zijn hulpwerkwoorden, redden is het hoofdwerkwoord)
- Zij wil later dokter worden. (wil is het hulpwerkwoord, worden is het hoofdwerkwoord)
Lees meer over de verschillende soorten hulpwerkwoorden op het tabblad ‘Achtergrond’.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!
Toch nog een vraag?
Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar
Bel 085 00 28 428(gebruikelijke belkosten, geen extra kosten)
Of stel je vraag via social media of per mail
Soorten hulpwerkwoorden
Er zijn verschillende soorten hulpwerkwoorden. Het bekendst zijn de hulpwerkwoorden van tijd: zijn en hebben. Die worden gebruikt om de voltooide tijd te vormen.
- Jan heeft zijn band geplakt.
- Ze zijn gelukkig op tijd op hun afspraak gekomen.
De hulpwerkwoorden van de lijdende vorm zijn: zijn en worden. Daarmee kun je een lijdende vorm (passieve vorm) maken.
- De band wordt door Jan geplakt.
- De band is al wel vaker geplakt.
De hulpwerkwoorden van modaliteit of modale hulpwerkwoorden zijn: zullen, kunnen, mogen, moeten, willen. Ze geven, globaal gezegd, aan of het hoofdwerkwoord als wenselijk, mogelijk, waarschijnlijk (enz.) gezien wordt.
- Jan kan de band plakken.
Er zijn ook nog andere werkwoorden die als hulpwerkwoord gebruikt worden. Die hebben geen speciale naam.
- Jan gaat zijn band plakken.
- Ik laat nog weten hoe laat ik kom.