Waarom wordt New York ook wel ‘The Big Apple’ (‘de grote appel’) genoemd?
De bijnaam ‘The Big Apple’ is aan het begin van de twintigste eeuw ontstaan en stamt vermoedelijk uit de wereld van het paardenracen.
De geschiedenis van de benaming ‘The Big Apple’ is een ingewikkeld verhaal. De term dankt zijn bekendheid nu aan een campagne ter promotie van New York uit 1971, met het thema I♥NY. Daarbij werd het beeld van ‘de grote appel’ gebruikt, en de campagne loopt nog steeds. Maar dat is alleen een verklaring voor de grote bekendheid van de naam The Big Apple.
De benaming kwam al in de jaren dertig voor, en wel in de Amerikaanse jazzscene. Met ‘The Big Apple’ werd Manhattan bedoeld, dé place to be voor jazzmuzikanten omdat daar de grootste concerten met het meeste en belangrijkste publiek plaatsvonden. Onder meer een bekende jazzclub, een dansgroep en een film droegen de naam ‘Big Apple’.
Maar de oorsprong ligt mogelijk nog ergens anders: in de paardenracewereld. De (zwarte) stalknechten reisden met de racepaarden mee en vonden New York een stad met zulke onbegrensde mogelijkheden dat ze die ‘The Big Apple’ noemden. Ze bedoelden daar waarschijnlijk ‘iets aanlokkelijks’ mee. Degene die die benaming opving en vervolgens bij een groter publiek introduceerde, was (sport)verslaggever John FitzGerald. Hij gebruikte de bijnaam geregeld. Vanaf ergens in de jaren twintig had hij zelfs een column in de Telegraph met de titel ‘Around the Big Apple’. In 1997 is als eerbetoon aan de in 1963 overleden FitzGerald een New Yorkse straathoek ‘Big Apple Corner’ genoemd.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!