Welk voorzetsel hoort bij vergezeld gaan: van, met of door?
Vergezeld gaan van of met betekent ‘samengaan met’. Bijvoorbeeld: ‘De brief ging vergezeld van/met een gesigneerde foto.’ Vergezeld door is goed in bijvoorbeeld ‘Ze arriveerden ruim op tijd, vergezeld door hun familieleden.’
Vergezeld gaan van/met
Vergezeld gaan van (of met) heeft de betekenis ‘gepaard gaan met, samengaan met’. Bijvoorbeeld:
- De presentatie van het boek ging vergezeld van/met een groot feest.
- De kerstkaart ging vergezeld van/met een mooie kaars.
Vergezeld door
Vergezellen betekent ‘begeleiden, meegaan met’. Vergezeld door betekent dus ‘begeleid door, in het gezelschap van’. Bijvoorbeeld:
- Vergezeld door haar zoon en dochter kwam de actrice de zaal binnen.
- De Sint liep vergezeld door acht pieten het schoolplein op.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!