Zoel en zwoel zijn nauw verwant: het zijn varianten van elkaar die teruggaan op hetzelfde woord. Beide woorden betekenen ‘warm’. Zwoel betekent vooral ‘drukkend warm’ en zoel ‘aangenaam warm, zacht’.

Zwoel = ‘drukkend warm, broeierig’

Zwoel heeft volgens de woordenboeken vooral de betekenis ‘drukkend warm, broeierig’, zoals in een zwoele zomeravond. Toch klinkt een zwoele zomeravond voor velen niet echt negatief: er is misschien wel sprake van een ‘zware’ warmte, maar het is ook een avond om lekker lang buiten te blijven.

Zwoel kan ook in figuurlijke zin ‘broeierig’ betekenen. In een zwoele blik of een zwoele stem betekent het dan ‘sensueel, zinnelijk’.

Zoel = ‘aangenaam warm, zacht’

Bij zoel gaat het meestal om een aangename warmte, dus geen ‘zware’ warmte. Een zoel windje is bijvoorbeeld een zacht windje, bij een aangename temperatuur. De zoele lentelucht is een aangenaam warme lucht, waarin je als het ware de lente ruikt.

Blij met deze uitleg?

Met een donatie van € 5 steun je Onze Taal. Bedankt!

Toch nog een vraag?

Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar.

Stel hier je vraag