De sinterklaastijd levert voor alle mensen die IJsbrand, IJmkje of IJke heten steevast een kleine teleurstelling op: er is geen chocoladeletter IJ! (Althans, tot voor kort niet, want ... kijk hier.) En alsof dat niet erg genoeg is, lopen ze ook tegen problemen aan als ze zich ergens digitaal moeten registreren: de meeste datasystemen zeggen dat de IJ geen letter is, en dus ook geen voorletter. IJskoud.
De meeste kinderen leren op school dat het alfabet eindigt met ‘iks, ei, zet’. En dat je woorden als ijzer of ijskoud aan het begin van een zin schrijft als IJzer en IJskoud. Niet gek dus dat veel mensen de ij als één letter ervaren.
Tot ze die ij-woorden gaan opzoeken in een woordenboek. Dan blijkt dat ijzer, ijskoud en ijstijd niet ergens achterin staan: tussen het laatste woord met een x en het eerste met een z vind je alleen woorden als yen, yoghurt, yuca en Y-chromosoom. De ij-woorden staan bij de woorden die met een i beginnen. IJzingwekkend staat in de Dikke Van Dale bijvoorbeeld direct boven het woord ik. (Lees hier meer over de oorsprong van de ij.)
Verlengde i
Historisch gezien is die schikking in het alfabet goed te verklaren. De ij was oorspronkelijk een ii – het broertje van de aa, ee, oo en uu. Net als zijn broers gaf ook de ii een langere variant van de enkele klinker weer: een soort ‘ie’. Maar twee ontwikkelingen hebben de boel ingewikkelder gemaakt.
Om te beginnen was de ii vaak lastig leesbaar in handgeschreven teksten (onder meer omdat de puntjes nogal eens achterwege bleven). Daarom werd de tweede i voor de duidelijkheid langer gemaakt – en ging men die na verloop van tijd opvatten als een j. Daarnaast veranderde de uitspraak: ijs en tijd (dus oorspronkelijk iis en tiid) klonken ooit als ‘ies’ en ‘tied’, maar die uitspraak verschoof gaandeweg naar ‘eis’ en ‘teid’. Dat er ook al een gelijkluidende ei was, heeft deze ontwikkeling blijkbaar nooit tegengehouden. (Lees hier meer over het gebruik van de korte ei en de lange ij.)
Het was (en is) dus niet meer goed te zien én niet meer goed te horen dat de ij ooit een ‘lange i’ weergaf. (Ter vergelijking: bij a - aa en o - oo leg je nog wél eenvoudig de link tussen de korte en de lange klank.) Het spreekt daardoor niet meer voor iedereen vanzelf dat de ij ‘eigenlijk’ een dubbele i is, en dus ook niet dat het twee letters zijn. Daar komt bij dat de ij, zeker zonder de puntjes, sterk op een y lijkt – maar dat is dus een andere letter.
Y als alternatief
De y zat al in het Latijnse alfabet, dat we in de vroege Middeleeuwen van de Romeinen hebben overgenomen. Hij kwam in het Nederlands slechts in een beperkt aantal woorden voor – en dan ook nog eens alleen leenwoorden, zoals synagoge en symfonie. Hij was dus erg zeldzaam.
Heel wat schrijvers uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw vonden dat ze de y best als alternatief voor de ij konden gebruiken: spyzen, wyf, yver. Ze leken immers op elkaar. Het zou kunnen dat uit de hoofdletter Y ook de uitzonderlijke ‘hoofdletter IJ’ is ontstaan. Pas rond 1800, toen er voor het eerst vaste afspraken over spelling werden gemaakt, werd besloten de y alleen nog in leenwoorden te gebruiken en niet als variant van de ij.
De y is daardoor nog altijd een van de zeldzaamste letters in het Nederlands, samen met de q en de x. Voor wie het zich afvraagt: de ij komt beduidend vaker voor dan de y; als het een extra letter in het alfabet was, zou hij gemeten naar frequentie ongeveer op plaats 22 van de dan 27 letters komen, boven de f, q, x, z en uiteraard de y. (Lees hier meer over de plaats van de ij in het alfabet.)
IJ op het toetsenbord
Verdient de ij dan toch niet gewoon een plekje in het alfabet en op de computer? Die vraag is bij Onze Taal al vaak binnengekomen, en in dit tijdschrift is er meermalen over gediscussieerd. Er zijn immers wel meer talen die een of meer eigen letters in het alfabet en op hun toetsenbord hebben, zoals de ß in het Duits en de æ, ø en å in het Noors en Deens.
Het leek ooit gedeeltelijk die kant op te gaan. Zo hebben er typemachines met een aparte ij-toets bestaan, maar die zijn met de opkomst van het computertoetsenbord weer in onbruik geraakt. En in de jaren zeventig van de twintigste eeuw besloot de maker van de Nederlandse telefoonboeken, de PTT, de y en de ij gelijk te trekken bij het alfabetiseren. Zo kon je een naam als Meijer sneller vinden – ook als je dacht dat je Meyer schreef. Sommige encyclopedieën deden iets vergelijkbaars; maar daar is het bij gebleven.
Er zou welbeschouwd weinig bezwaar zijn tegen een aparte letter ij, maar zo’n verandering heeft maar weinig concrete voordelen. De ij kun je prima schrijven en typen met een i en een j, en wat alfabetische vindbaarheid betreft is de ij als één letter (die dan bijvoorbeeld voor of na de y of z zou staan) niet per se logischer of praktischer dan als letterduo. Bovendien is de ij voor veel mensen duidelijk een twééklank, en er is – afgezien van de x – geen enkele klankcombinatie die je als één letter schrijft.
Misschien moeten we die paar uitzonderlijke eigenschappen van de ij dus maar gewoon voor lief blijven nemen. Maar dan zou het wel aardig zijn van alle chocoladeletterfabrikanten om eindelijk eens rekening te houden met IJmkje, IJke en IJsbrand.