Wat is het verschil tussen sterke, zwakke en onregelmatige werkwoorden?
Sterke werkwoorden krijgen in de verleden tijd een andere klinker en het voltooid deelwoord eindigt op -en, bijvoorbeeld lezen - las - gelezen. Zwakke (of regelmatige) werkwoorden krijgen in de verleden tijd -te of -de achter de stam en het voltooid deelwoord eindigt op -t of -d: stoppen - stopte - gestopt; steunen - steunde - gesteund.
De aanduidingen sterk, zwak en onregelmatig werkwoord hebben betrekking op de vervoeging van werkwoorden in de verleden en voltooide tijd.
Sterke werkwoorden
Bij sterke werkwoorden (ook wel ‘onregelmatige werkwoorden’ genoemd) verandert de klinker in de verleden tijd en eindigt het voltooid deelwoord op -en:
- lezen - las - gelezen
- lopen - liep - gelopen
- helpen - hielp - geholpen
- wijzen - wees - gewezen
Bekijk ook het overzicht van de vervoegingen van de sterke werkwoorden.
Zwakke of regelmatige werkwoorden
Bij de zwakke werkwoorden (ook wel ‘regelmatige werkwoorden’ genoemd) wordt achter de stam van het werkwoord (het hele werkwoord zonder de uitgang -en) in de verleden tijd de uitgang -de of -te geplaatst:
- werken - werkte - gewerkt
- kleien - kleide - gekleid
- reizen - reisde - gereisd
Welke van die uitgangen juist is, hangt af van de laatste letter van de stam. Bij de medeklinkers die voorkomen in het woord kofschiptaxietje komt in de verleden tijd -te en eindigt het voltooid deelwoord op een t: werkte - gewerkt, blafte - geblaft, kuste - gekust, juichte - gejuicht, klopte - geklopt, faxte - gefaxt, praatte - gepraat, roetsjte - geroetsjt. Bij werkwoorden waarvan de stam op een andere medeklinker of op een klinker eindigt, komt in de verleden tijd -de en eindigt het voltooid deelwoord op een d: kleide - gekleid, reisde - gereisd, tobde - getobd, gebeurde - gebeurd, googelde/googlede, enz. Bij een klein aantal, aan het Engels ontleende, werkwoorden, zoals leasen, zijn meer vormen mogelijk.
Onregelmatige werkwoorden
Naast de sterke en zwakke werkwoorden zijn er onregelmatige werkwoorden: hebben, kunnen, mogen, willen, zijn en zullen. Deze werkwoorden hebben ook (deels) afwijkende vormen in de tegenwoordige tijd (zoals kan, is en heeft) en ook de verleden tijd is niet altijd voorspelbaar (zoals wou, was en mocht).
Bij andere onregelmatige werkwoorden verandert in de verleden tijd behalve een klinker ook een medeklinker: brengen - bracht - gebracht, eten - at - gegeten, gaan - ging - gegaan.
Sommige werkwoorden zijn ‘half onregelmatig’: ze hebben gedeeltelijk een zwakke en gedeeltelijk een sterke vervoeging: bakken - bakte - gebakken, lachen - lachte - gelachen, vragen - vroeg - gevraagd, wreken - wreekte - gewroken en zeggen - zei - gezegd.
Blij met deze uitleg?
Met een donatie van € 2 steun je Onze Taal. Bedankt!
Lees ook
Taaladvies.net: Werkwoorden met een zwakke en een sterke vervoeging (algemeen)
Algemene Nederlandse Spraakkunst: werkwoordsvervoeging
Algemene Nederlandse Spraakkunst: overzicht van zwakke werkwoorden
Toch nog een vraag?
Onze taaladviseurs staan elke werkdag voor je klaar
Bel 085 00 28 428(gebruikelijke belkosten, geen extra kosten)
Of stel je vraag via social media of per mail
hele werkwoord | verleden tijd | voltooid deelwoord | |
---|---|---|---|
sterk | lezen | las | gelezen |
zwak | leven | leefde | geleefd |
onregelmatig | vragen | vroeg | gevraagd |
onregelmatig | hebben | had | gehad |